De PvdA in historisch perspectief gezet

Gluren bij de Buren: 

I.    Dat hadden we nooit moeten doen. De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig: Duco Hellema en Margriet van Lith.  Uitgeverij Prometheus 2020

II.  Fantoomgroei. Waarom we steeds harder werken voor steeds minder: Sander Heijne en Hendrik Noten. Uitgeverij Atlas contact 2020

Dit keer bespreken we twee boeken van Nederlandse onderzoekersjournalisten.

Het eerste boek van Hellema en Van Lith analyseert de “avonturen” van de PvdA in de jaren negentig.   Om maar met de deur in huis te vallen: Tussen de regels door wordt in dit boek de karakterloze sociaaldemocratie onder leiding van Wim Kok als belangrijke zondebok aangemerkt. Volgens de schrijvers is het kritiekloos meegaan met de ontstane neoliberale orde de reden waardoor de PvdA in een structurele electorale afkalving is geraakt.

Het tweede boek  Fantoomgroei, van Heijne en Noten geeft vaak populaire, historische analyses, maar is veel prikkelender en motiverender naar de toekomst toe. De schrijvers proberen door historisch spitwerk ingrediënten te vinden, die een andere, meer op gelijkheid en kwaliteit van leven gerichte, economische orde mogelijk maken.

Zij wijzen er op dat de neoliberale, economische orde vrijwel alle extra voordelen van economische inspanningen ten goede laten komen aan de vermogenskant en niet aan de werkenden. Met historische voorbeelden geven zij aan dat vergeleken met de oude economische orde uit de jaren 50, de nieuwe neoliberale orde erg eenzijdig is geworden en leidt tot steeds meer materialisme en een minder eerlijke verdeling.

I.    Dat hadden we nooit moeten doen. De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig: Duco Hellema en Margriet van Lith.  Uitgeverij Prometheus 2020

Hoe de PvdA er altijd achteraf in slaagt goed, moeilijk bestuurswerk als nederlaag af te doen

Oud-bewindslieden uit die periode, die door de schrijvers zijn geïnterviewd, doen hun best te bevestigen hoe de PvdA er altijd weer in slaagt goed en moeilijk bestuurswerk te doen en dat dan na afloop als nederlaag te “verkopen”. Ik doe daarmee de schrijvers van dit  zeer gedegen boek en onze oud-bewindslieden een beetje onrecht, maar toch, wanneer leren we dit rare gedrag eens af? Hoeveel zinvoller was het geweest als de titel van het boek had geluid: Hoe hadden we het als PvdA beter kunnen en moeten doen? En als daarbij ook was doorgevraagd naar een aantal suggesties voor de toekomst?

Als je het boek leest met een “historische” bril op, dan is het, ook als geheugensteun, zonder meer zeer grondig. Maar wie de val van de Muur in 1989 heeft meegemaakt en ook de karige periode uit begin jaren tachtig met in Nederland een zeer hoge werkloosheid, zal meer begrip hebben voor waarom – met name – Wim Kok zich zijn hele leven sterk heeft gemaakt voor werk, voor banen.  Nederland steunde te veel op aardgasbaten en onze bedrijven  konden twee decennia lang de internationale concurrentie niet aan. Vraagstukken als marktwerking en deregulering beschouwde de PvdA toen als veel instrumenteler dan de schrijvers van het boek veronderstellen. Die instrumenten bleken ook te werken, maar zijn doorgeschoten. Dat is wijsheid achteraf. Dat daarbij de PvdA ook verkeerde keuzes heeft gemaakt lijkt onvermijdelijk in een politiek nog steeds conservatief land. Compromissen zijn onontkoombaar in ons bestel.

 

Te lang aangehouden loonmatiging?

De keuze voor loonmatiging in de jaren tachtig, om weer internationaal te kunnen concurreren, is in eerste instantie niet alleen begrijpelijk, maar ook verstandig geweest.  Wel kun je je terecht afvragen of de loonmatiging niet te lang is aangehouden. Anderzijds mag je je anno 2020 natuurlijk ook de vraag stellen of we bij minder loonmatiging niet met nog meer consumptie en milieubelasting zouden zijn geconfronteerd?  Of hadden we dan meer in klimaatmaatregelen kunnen investeren of de kinderopvang gratis gemaakt? Ik vrees van niet. Wat denkt u?

De analyse van de schrijvers is heel zorgvuldig en redelijk volledig. Het rapport Schuivende Panelen, waarin schaalvergroting en internationalisering, de aantasting van het milieu, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en grote demografische veranderingen worden beschreven onder leiding van Minister Jan Pronk, wordt terecht als programmatisch zeer belangrijk en positief gezien. De greep van overheden op deze ingrijpende processen is beperkt. De PvdA zag zich geplaatst voor steeds ingewikkelder politieke keuzevraagstukken. Het rapport Bewogen Beweging beschreef de wenselijke rol van de PvdA in de samenleving, maar het is nooit aan de orde gesteld in de partij, omdat discussie erover alleen maar frictie zou opleveren. Een niet terechte angst!

Democratie van onderop afgeschaft

Heel goed wordt in “Dat hadden we nooit moeten doen” beschreven hoe onze interne partijorganisatie in de jaren negentig is verzwakt, niet in de laatste plaats omdat de democratie van onderop door het toenmalige voorzittersduo Rottenberg/Vreeman grotendeels is afgeschaft. Daarvoor betaalde de partij een grote prijs: nog minder leden, nog meer eenzijdiger visievorming. Terecht constateren Hellema en Van Lith dat het wethouderssocialisme weliswaar veel krediet opleverde voor de PvdA, maar dat diezelfde wethouders wel de verzakelijking in de partij hebben bevorderd, in plaats van ideologische bevlogenheid.

Natuurlijk krijgt de periode Lubbers 3, met veel bezuinigingsopdrachten, waarin de PvdA meeregeerde, veel aandacht in dit boek. In die periode lonkte de partij naar verbreding van haar electoraat, door meer aandacht te besteden aan de middenklasse. Politiek gesproken ging het erom de middenklasse meer aan de PvdA te binden. De bezuinigingen op de sociale zekerheid, met name op de WAO, is door onze oude, tot dan toe trouwe achterban, nooit geaccepteerd. Vooral trouw partijkader is toen verloren gegaan. We namen het te weinig op voor de laagste inkomens en wilden te graag af van de geuzennaam De Partij van de Armoede. Het boek  is op deze onderdelen heel goed en zorgvuldig geschreven, al zou mijn conclusie zijn dat het verlies van de PvdA helaas toch onontkoombaar is geweest.  Kijk naar de andere sociaaldemocratische partijen in Europa, die vrijwel allemaal vroeger of later grote electorale verliezen hebben geleden. Alle veranderingen, ook politieke versoberingen, hebben bij grote groepen tot een gevoel van verlies geleid. Veranderen doet pijn.

Interessant is ook dat de electorale strategie van de PvdA in deze jaren wordt geënt op marketingvaardigheden en onderzoeken, zoals Labour die in Engeland ontwikkelde. Terecht wordt achteraf geconstateerd dat een politieke partij dan het electoraat dreigt te gaan volgen in plaats van te leiden.

 

De jaren met begrotingsoverschotten

De paarse kabinetten onder leiding van Wim Kok hadden minder last van bezuinigen; het werden zelfs jaren met overschotten op de begroting. Marktwerking en deregulering waren wel kernprincipes in die jaren, met als doel een doelmatiger overheid. Dat de PvdA daaraan zo daadkrachtig heeft meegedaan, wordt achteraf door de oud-bewindslieden als verkeerd gezien en naar mijn oordeel zijn ze daarover veel te schuldbewust. Niet alle ingrepen/veranderingen waren verkeerd en het werken aan een sterke overheid is zeer belangrijk, ofschoon dat niet hetzelfde is als een grote overheid.

Daar staat tegenover dat de schrijvers in hun nawoord anno 2020 wel heel begrijpelijk pleiten voor meer standvastigheid binnen de PvdA. Houd vast aan een aantal principes met betrekking tot rechtvaardigheid, schrijf een toekomstgericht programma waarin de huidige grote maatschappelijke opgaven van oplossingsrichtingen worden voorzien. Waarschijnlijk dwingt zo’n keuze wel degelijk tot verschuivingen: minder consumptie en meer klimaatbeleid en dat is electoraal nu eenmaal een moeilijke boodschap.

Hun wens is daarmee tevens een waarschuwing aan de huidige Kamerfractie Die mag best op een aantal fouten, begaan in het vorige kabinet, terugkomen. Maar nu wordt zo ongeveer op alles teruggekomen door de Kamerfractie. Let  dus op: wordt geen draaitol: standvastigheid en betrouwbaarheid zijn belangrijk.

Conclusie: het boek van Hellema en Van Lith is vanuit de partijgeschiedenis aan te bevelen omdat het gedegen en betrouwbaar onderzoek biedt. Jammer is dat kritiek niet wordt omgezet in positieve suggesties door oud-bewindslieden.

 

***

 In het huidige neoliberale bestel komen voordelen niet ten goede aan de werkenden

II.   Fantoomgroei. Waarom we steeds harder werken voor steeds minder: Sander Heijne en Hendrik Noten. Uitgeverij Atlas contact 2020

 

Het tweede boek  Fantoomgroei, van Heijne en Noten geeft vaak populaire, historische analyses, maar is veel prikkelender en motiverender naar de toekomst toe. De schrijvers proberen door historisch spitwerk ingrediënten te vinden, die een andere, meer op gelijkheid en kwaliteit van leven gerichte, economische orde mogelijk maken.

Zij wijzen er op dat de neoliberale, economische orde vrijwel alle extra voordelen van economische inspanningen ten goede laten komen aan de vermogenskant en niet aan de werkenden. Met historische voorbeelden geven zij aan dat vergeleken met de oude economische orde uit de jaren 50, de nieuwe neoliberale orde erg eenzijdig is geworden en leidt tot steeds meer materialisme en een minder eerlijke verdeling.

 

De lasten van burgers stegen, die van bedrijven daalden

Met pakkende voorbeelden vanuit de historie (Philips) en heden (Über) maken zij duidelijk hoe ook de kwaliteit van de economische groei “ fantoomachtig” van karakter wordt. Het plezierige van dit boek is, dat het aangeeft hoe je op basis van enthousiasme en betrokkenheid een stemming kunt scheppen die tot kleinschalige veranderingen leidt. De schrijvers zijn zo nu en dan erg enthousiast met hun voorbeelden. Die veranderingen gaan langer duren dan ons lief is, maar ze geven wel de richting aan van de  door hun en mij (LG) gewenste veranderingen.

Grappig (!?) in dit boek is dat  Jeroen Dijsselbloem als te strenge bezuiniger er een aantal keren flink van langs krijgt. Dat moet dan maar, maar het bevestigt de waarneming dat progressieve journalisten/onderzoekers toch het liefst zwarte schapen in sociaaldemocratische kring aanwijzen. Jammer, omdat gedegen financieel beleid, door respectievelijk Duisenberg, Kok, Dijsselbloem misschien wel streng uitpakt, maar ook een gedegen reputatie van betrouwbaarheid bevestigt.

Heel mooi is de analyse van Heijne en Noten over welke economische groei het leven van mensen daadwerkelijk verbetert. En dat economische wetenschap vooral het toepassen van vaardigheden en instrumenten is en geen doel of waarde op zich. Dat zij het (brede)denken van Adam Smith over economie zoveel aandacht geven is volkomen terecht. Hij was een zeer maatschappelijk denkend econoom. Paradoxaal genoeg is geen econoom in de loop der eeuwen zo misbruikt door politici en met name door (neo)liberalen als Adam Smith. Een prachtig citaat in de geest van Adam Smith luidt: economie is niets meer of minder dan het vermogen van een groep mensen om een probleem samen op te lossen.

Volgens de schrijvers gaat het niet om groei als zodanig, maar om maatschappelijke vooruitgang. Daarin moeten niet alleen de aantallen van de producten, maar ook alle milieuschade zwaar meewegen. Een wenselijke weg is volgens hen de werkvorm om met elkaar te werken in coöperaties aan economische en maatschappelijke vraagstukken.

 Conclusie: Het boek van Heijne en Noten maakt enthousiast. Gaat soms met grote stappen, maar is gelardeerd met aanstekelijke voorbeelden. Krijgt twee extra stippen van mij. Lezen dus!

Louis Genet

Laat een antwoord achter