Waarom is “Adventures in Democracy” zo actueel?
Van Erica Benner signaleerden we in de vorige nieuwsbrief haar “Adventures in Democracy”. Hier volgen een aantal opvallende punten uit het zeer opmerkelijke en met anekdotes doorspekte boek.
In drie afleveringen bieden de artikelen in deze, en de twee volgende nieuwsbrieven, een overzicht: een driedelig feuilleton.
Democratie omvat meer dan een gang naar de stembus. Het is ook een manier van politiek bedrijven waarmee je over de publieke zaak in gezamenlijkheid tot gedragen en lang houdbare beslissingen kunt komen.
Democratie is een onderdeel van de rechtsstaat, waarin plichten, rechten en omgang van burgers en hun regering vast liggen.
Benner beschrijft hoe democratie zich heeft ontwikkeld, welke de meest voorkomende hindernissen waren en zijn en hoe democratie terug kan vallen naar tirannie, maar ook wat je zelf kunt doen om dat te voorkomen.
Aflevering Eén: De baas spelen is geen democratie
Wat kunnen we leren van de analyse van Benner?
Democratie betekent hard werken
In “Adventures in Democracy” gaat het Erica Benner niet om de beschrijving van parlementaire instituties. Haar punt is of mensen zich overeenkomstig de goede bedoelingen van ontworpen democratische instituties gedragen. Zij beschrijft de weerbarstige werkelijkheid achter de idealen van de democratie.
Benner put uit ervaring in de landen waar zij als universitair docent politieke filosofie heeft gewerkt: Japan, Hongarije, Polen, Georgië, Groot Brittannië.
Haar klassieke achtergrond dient als fundament voor haar uitleg over democratie in het oude Athene en Rome, het renaissancistische Firenze en de Amerikaanse en Franse revoluties. Toch vervalt zij niet in theoretische beschouwingen over ideaal en werkelijkheid van de democratie. Benner stelt simpelweg dat mooie gedachten over democratie in de praktijk meestal leiden tot zeer hard werken. Het gaat er altijd om wie in de politiek de baas over de ander kan spelen: het volk of de autocraten.
Democratie is een worsteling om gezamenlijk verder te komen
In een democratie vinden voortdurend conflicten over verdeling van de macht plaats. Dat het daar soms ruig aan toe gaat, is voor Benner vanzelfsprekend en niets om je over op te winden.
Zo moet je niet weg lopen voor een conflict over de noodzaak van een sterke man – die weliswaar voor rust, orde en veiligheid zorgt maar wel de democratie op zijn kop zet – maar moet je die strijd aan durven gaan. Dat is niet een constatering van deze tijd. Machiavelli’s schrijft daar over in de Florentijnse renaissance en de geschiedschrijvers van het oude Rome hebben het voortdurend over de worsteling tussen het volk en sterke mannen.
Idealen die men gezamenlijk heeft, kunnen dan wel worden gepropageerd maar worden vaak moeizaam gevolgd. Dat motiveert niet om aan democratie mee te doen. Waarom zou een burger nog moeite doen om te proberen zelf te bepalen hoe de wereld om hem heen er uit zal moeten zien wanneer deskundige technocraten de publieke zaak prima kunnen behartigen.
Tegenargument is dat democratie tot voordeel heeft dat mensen met uiteenlopende opvattingen, achtergronden en kennis tot gezamenlijke, doordachte beslissingen komen.
Democratie heeft als bijkomend voordeel dat zij de introductie versnelt van ongekende nieuwe technologieën en werkwijzen, met vooruitgang als bedoeld gevolg.
Ongelijkheid ondergraaft een democratie
Als oorzaak van turbulentie in democratieën geldt volgens Benner bijna altijd de ongelijkheid tussen groepen. Ongelijkheid betekent dat mensen kwetsbaar zijn voor de macht van anderen, met angst en wrok als gevolg. Uiteindelijk leidt dat tot uitbarstingen, die weer tot onwenselijke terugslag en malaise leiden.
Als gevolg van slecht behandelde ongelijkheden kunnen demagogen/tirannen/sterke mannen boven komen drijven. Allerlei ideologieën bloeien op. Bijvoorbeeld nationale grootsheid en steun voor autoritaire leiders. Dat kan weer leiden tot het terugdraaien van vrijheden en verworvenheden zoals economische (ondernemers)vrijheid en zelfs rassengelijkheid.
Kortom: een levende democratie vereist een voortdurende staat van oplettendheid om haar te verbeteren en waakzaamheid om verslechtering te voorkomen.
Democratie leg je niet op maar maak je zelf
De westerse liberaal-democratische beschaving werd in de negentiende eeuw met Amerikaanse kanonneerboten naar Japan gebracht.
De Japanners wilden wel een democratie invoeren maar wilden vooral zelf uitmaken hoe. Een nieuw gevestigde, op westerse leest geschoeid bestuur werkte niet. Als gevolg van niet uitgekomen verwachtingen over de democratie ontstond in Japan tirannie, gebrek aan zelfrespect, angst en wrok. In een tirannie is een enkele persoon of partij de alleenheerser.
In een democratie is de macht in de maatschappij over meer mensen en groepen verdeeld. De verdeling van macht maakt het mogelijk om afgewogen beslissingen over gezamenlijke belangen te nemen. De publieke zaak is met een democratie beter af dan met een tirannie.
Menigeen koestert het vertrouwen dat democratie – eenmaal ingevoerd en na wat aanloopproblemen – uit zichzelf zal blijven voort bestaan. De gedachte is dat democratie aan haar hoog gestemde idealen zal blijven beantwoorden. Maar dan blijkt plots dat het volk een andere richting op wil dan de ingevoerde idealen. Dan gaat het volk zelf de democratie veranderen en buiten werking te stellen. Wanneer de democratie onvoldoende voorziet in bijvoorbeeld veiligheid zal al gauw een sterke man zich aanbieden om een oplossing bieden. Dat klinkt praktisch, even een snelle reparatie, maar een sterke man pakt al snel andere politieke punten mee en is een tiran voordat je er erg in hebt. De bestaande democratie is het slachtoffer…
Democratie ontwikkelt zich vanouds chaotisch
Een aanschouwelijke manier om het verhaal van het ontstaan van een democratie te vertellen ligt in een mythe als die van David en Goliath. De onderdrukten en vooral ook uitgebuite mensen (David) overwinnen daarin met vernuft de heersende macht (Goliath).
Ook het klassieke verhaal van Theseus die de Atheense democratie vestigde, verhaalt over de succesvolle strijd van het volk om de macht. Het verhaal bevat wel de waarschuwing van een terugslag na de overwinning. Zelfs de democraat Theseus werd uiteindelijk een tiran.
Ook andere Griekse mythes die over de grondslag van democratieën verhalen, leren dat democratieën zich chaotisch ontwikkelen, vatbaar zijn voor een terugslag in de richting van een autocratie, zich altijd aan de omstandigheden in tijd en plaats aanpassen en ook dat een algemeen recept van democratisering niet bestaat.
En de autoritaire persoonlijkheid dan?
Tirannie blijkt niet aflatend een aantrekkelijk alternatief voor democratie te bieden. Sociaal psychologen verklaren die aantrekkingskracht uit het gegeven dat autoritaire persoonlijkheden leiding zoeken van sterke persoonlijkheden om zich daar aan te kunnen onderwerpen.
In de hedendaagse politiek van de gevestigde democratische orde wordt nog wel eens met dedain gekeken naar de “deplorables” die door de niet te stoppen vooruitgang toch wel van het toneel gaan verdwijnen. Alsof de andere kant automatisch wordt bevolkt door te verachten persoonlijkheden.
Maar de autoritaire persoonlijkheid is in alle rangen en standen te vinden. De Griekse mythologie verhaalt zelfs hoe tirannie en democratie tussen personen en ook in één personen met elkaar overhoop liggen. Het ligt allemaal niet zo eenduidig en is zeker niet in een wij/zij schema te vangen.
Mythes maken het verhaal
Mythevorming maakt deel uit van staatsvorming. Door de geschiedenis hier en daar wat te vervalsen kan een – vaak gewelddadige – breuk uit het verleden goed worden gepraat. Een nieuwe maatschappelijke orde krijgt dan ook meteen een mooi verhaal mee. Een verhaal dat even vooruit helpt maar ook verdoezelt. Wel ingegeven door wenselijke ideologieën maar ver weg van de historische werkelijkheid. De ongemakkelijke waarheid die er onder ligt, verdwijnt in het vergeetboek.
Deze mythische verschillen tussen ideologie en werkelijkheid zijn als weeffouten en zwaktes in het weefsel van de democratie.
Neem de Amerikaanse mythe dat de natie gesticht werd door onverschrokken helden die streden voor het ideaal van de vrijheid. In werkelijkheid ging het de stichters veelal om het verwerven van rijkdom of om definitief te ontsnappen aan de knellende beperkingen van een rampzalige Europese achtergrond.
De baas spelen en slavernij
Het algemeen voorkomend verlangen om de baas over anderen te spelen houdt de boel niet bij elkaar.
Vertoon van superioriteit veroorzaakt ook op de lange duur vaak breuken in een democratie. Wetten kunnen lang van kracht blijven, zie bijvoorbeeld discriminerende wetten in de USA.
Neem de slavernij bij de oude Grieken. Wanneer een Athener niet aan zijn schulden voldeed (en dat kon zomaar gebeuren) werd hij als slaaf aan zijn schuldeisers overgeleverd. Dit lot kon iedereen treffen, ook hoog geplaatsten.
Na verloop van tijd bleek het onhoudbaar dat een steeds kleiner aantal Atheners de baas werd van steeds meer (Atheense) slaven. Dat leidde tot een groeiende ongelijkheid.
De slaven – en wie vreesde dat te worden – dreigden in opstand te komen tegen de plutocraten die alles hadden. Het was de bijna mythische Solon die – door de plutocraten gevraagd – de kwestie oploste door het mechanisme van het tot slaaf maken van schuldenaren op te heffen.
Terzijde: Solon’s oplossing gold alleen voor Atheners. Voor wie geen Athener was, bleef het mechanisme in stand. Want niet-Atheners waren inferieur en zij deden er voor de superieure Atheense burgers niet toe. Een redenering die tot in de twintigste eeuw door slaven houdende naties werd gevolgd.
Bij de oude Grieken was slavernij overigens niet zo openlijk gewelddadig als in de negentiende eeuw. Het leven was kort en het risico of het lot om via schulden slaaf te worden trof nu eenmaal iedereen. En omdat slaven weg konden lopen of in opstand komen, was slaven houden ook een financieel risico. Het was zelfs wel praktisch om de slavernij dan maar eens af te schaffen. Ideële motieven over gelijkwaardigheid speelden nauwelijks een rol. Toch noemen wij ook Athene een democratie.
In de achttiende en de negentiende eeuw werd in de westerse wereld de organisatie van de slavernij harder dan in Athene aangepakt. Nieuwe slaven uit Afrika werd het perspectief op vrijheid ontnomen, zodat de mogelijkheid van vrijheid en gelijkheid bij slaven en slavenhouders als vanzelf uit beeld raakten.
En ook dat gebeurde allemaal in moderne westerse democratieën, althans in een van de verschijningsvormen van de democratie.
Eigen verantwoordelijkheid
Er waren oud-Griekse denkers die de slavernij bekritiseerden, zij het meer psychologisch dan filosofisch. Slavernij was voor de mensen die hun neiging niet konden onderdrukken om over anderen de baas te spelen. De slavenhouders/bazen heetten tirannen. Benner schrijft dat daar tegenwoordig termen als control freak of narcist op zouden passen.
Verantwoordelijkheid dragen voor eigen keuzes in het leven was in Athene minder sterk ontwikkeld dan in de negentiende eeuw. Het was het lot dat het leven bepaalde. En in het lot berustte je.
De moeder van Oedipous vond die jongen ook wel een lekker ding en stelde geen vragen vanuit een gevoelde verantwoordelijkheid. Het was het lot dat bepaalde dat zij het avontuurtje met haar zoon had. Dingen gebeuren nu eenmaal. Geen verder gemoraliseer over lot en noodlot. Het democratisch debat ging over concrete feiten en gebeurtenissen. Vandaag de dag lijkt dat ondenkbaar.
Andere tijden, andere democratie.
Wie wel moraliseerden waren de achttiende- en negentiende-eeuwers. Zij voerden gronden van gelijkheid en humaniteit aan om slavernij af te schaffen, dus niet de praktische overwegingen die de Grieken hanteerden voor het afschaffen van de slavernij.
Toch was slavernij voor de Amerikanen evenals voor de oude Grieken niet zo’n punt. Mede-Amerikanen werden niet eens tot slaaf gemaakt. Slaven waren in de negentiende eeuw vooral vreemdelingen en die hoorden er nu eenmaal niet bij, niet in Athene, niet in de Verenigde Staten, niet in Europa.
Ongelijkheid in stand houden of niet?
De Grieken en later de westerlingen leefden in de voortdurende individuele beduchtheid voor een val op de maatschappelijke ladder, zoals angst om zelf slaaf te worden in Athene of om tot de bedelstaf te vervallen. Je weet maar nooit wat je te wachten staat. Dit motiveerde de bazen om hun slaven de baas te blijven, om ten gunste van zichzelf ongelijkheid in de maatschappij te blijven omarmen.
Het ideaal van democratie is daarentegen gericht op het bereiken van gelijkheid en vrijheid. Het tegendeel, ongelijkheid en uitsluiting, is echter altijd in de maatschappij aanwezig gebleven.
De trage afschaffing van de slavernij is daar een voorbeeld van.
Een ander voorbeeld biedt de exclusiviteit van mannenclubs. Van meet af aan waren democratieën patriarchale enclaves waar vrouwen van waren uitgesloten.
Vrouwenkiesrecht kwam in Europa eind achttiende eeuw ter discussie maar het duurde tot de twintigste eeuw voordat vrouwen mochten stemmen en zelfs tot 1994 voordat het laatste Zwitserse kanton het echt invoerde.
J.J. Rousseau beijverde zich voor gelijkberechtiging van de seksen maar wees toch op het grote verschil tussen mannen en vrouwen, met alle waardering, dat wel.
Mary Wollstonecraft (zwaar onderschat in haar betekenis voor de menselijke ontwikkeling) liet zich niet weerhouden door Rousseau’s seksistische opvattingen. Zij trok Rousseau’s gelijkheidsdenken onverstoorbaar door naar de positie van vrouwen. Mary maakte school. Tot op de dag van vandaag geldt het gelijkheidsbeginsel tussen vrouwen en mannen.
Geert Eggink