GLUREN BIJ DE BUREN
Els Borst was zeer inhoudelijk en hield niet van haantjesgedrag
Opmerkelijk in het huidige politieke landschap is de rol van D66, die als enige coalitiepartij de rug recht houdt in het gevecht om de gunst van de boeren. Zeker, de VVD zegt bij monde van Christiane van der Wal zich ook aan het coalitieakkoord te houden, maar bij de partij van Mark Rutte weet je nooit wanneer hij bepaalt dat het anders moet en de ministers zich maar moeten schikken.
Opmerkelijk is ook dat de voorvrouw van D66 de enige van de vier coalitiepartijen is die een “staatsvrouwelijke” uitstraling heeft. Als je haar naast Mark Rutte of Wopke Hoekstra ziet vraag je je af waarom zij niet de minister president is. We weten hoe dat komt, helaas, de VVD werd de grootste partij bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen, maar daar gaat het in dit geval niet om, het gaat erom dat Rutte en Hoekstra beide hun geloofwaardigheid zijn kwijtgeraakt in de afgelopen twee jaar en dat Sigrid Kaag die heeft behouden.
Kaag is de tweede “grande dame” van D66 in de geschiedenis van deze partij. Els Borst was de eerste. Zij kreeg deze titel in de tijd dat zij minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was in de beide paarse kabinetten onder leiding van Wim Kok. Kok en Borst konden het goed vinden, maar met de PvdA-woordvoerder VWS, Rob Oudkerk, ging het minder harmonieus. Dat had meer te maken met de houding van Oudkerk, die Borst graag voor het blok zette met de bedoeling er zelf beter uit te komen. Dat dat meestal niet lukte kwam voornamelijk door de zorgvuldige wijze waarop Borst vragen beantwoordde.
In de biografie van Nele Beyens “Els Borst, Medicus in de politiek” (2021, Wereldbibliotheek, Amsterdam) wordt dit allemaal beschreven. In eerste instantie haar jeugd In Amsterdam en haar carrière in de gezondheidszorg. Na haar opleiding tot arts werkte zij onder meer als medisch directeur van het Academisch Ziekenhuis Utrecht, vicevoorzitter van de Gezondheidsraad en bijzonder hoogleraar Evaluatieonderzoek van het Klinisch Handelen aan de Universiteit van Amsterdam.
Pas in 1994 werd zij minister, hiertoe gevraagd door D66 oprichter Hans van Mierlo, die een groot bewonderaar van haar was. In die eerste periode was Erica Terpstra (VVD) de staatsecretaris op VWS. Ze waren beide liberaal denkend en vonden zich in hun afkeer van het toenmalige tabaksbeleid. In die eerste periode heeft Borst met de Nota Tabaksontmoedigingsbeleid de weg vrijgemaakt voor een anti tabaksbeleid in haar tweede termijn. Ze kwam met deze nota nadat was gebleken dat de tabaksproducenten, tegen de afspraken in, een te geringe bijdrage leverden aan het terugdringen van het roken en dan met name onder jongeren en geen enkel belang leken te hechten aan preventie. Voor haar had dat een hoge prioriteit en in haar tweede termijn ging ze daar dan ook vol voor. Ook bij de Alcoholnota werd de nadruk gelegd op preventie.
Lijsttrekker
Partijleider Van Mierlo onderzocht aan het eind van de eerste termijn de mogelijkheid om Thom de Graaf of Roger van Boxtel, de twee grote beloften van de D66-fractie, lijsttrekker te maken. Maar uiteindelijk richtte Van Mierlo zich tot Els Borst. Voor de campagne zocht hij namelijk iemand die zich tussen PvdA-er Kok en Bolkestein van de VVD staande kon houden. Het lijsttrekkerschap van Borst werd op 31 mei 1997 tijdens een persconferentie in hotel Krasnapolsky bekend gemaakt. Bram Peper schreef hierover: ”D66 is en blijft een verrassende partij”. Er waren ook van anderen positieve reacties te vernemen met als gemene deler dat de persoon Borst vertrouwen wekte. Dat had ze vooral te danken aan het feit dat ze zeer inhoudelijk was in haar beleid en geen “haantjesgedrag” vertoonde. Vanuit haar eigen partij kwam er wel tegenstand. Er waren partijgenoten die vonden dat ze ontbeerde wat Kok en Bolkenstein wel hadden, namelijk charisma. Desondanks werd haar benoeming door de leden bekrachtigd op het volgende partijcongres.
Vanaf het begin heeft Borst er geen twijfel over laten bestaan dat het ministerschap in eerste instantie een flinke cultuurschok voor haar betekende. In haar medische loopbaan kon ze een beslissing uitstellen tot ze zeker was dat iets wetenschappelijk verantwoordt was. Als minister kon dat niet. Dat ze soms met beduidend minder informatie sneller en verstrekkender beslissingen moest nemen, viel haar dan ook zwaar. Desondanks heeft ze een groot aantal wetten door de Tweede Kamer geloodst, zoals de wetgeving op het gebied van orgaandonatie, xenotransplantatie, medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen, met foetaal weefsel en met embryo’s en de bekendste, de wetgeving met betrekking tot euthanasie en hulp bij zelfdoding, waaraan haar naam tot nu toe internationaal is verbonden.
In de Tweede Kamer werd Borst vaak flink aan de tand gevoeld. Het voornaamste voorbeeld van hoe Borst in deze tweede periode onder vuur kwam te liggen was de Bijlmeraffaire, het neerstorten van een Boeing 747 van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al op 2 grote flatgebouwen. Er kwamen 43 mensen, waaronder de bemanningsleden van het vliegtuig, om het leven. Ofschoon ze nog geen minister was op het moment van het ongeluk, kreeg zij later wel met de nasleep ervan te maken. Veel van de overlevenden en omwonenden kregen te maken met niet goed verklaarbare gezondheidsproblemen. Onder druk van de Tweede Kamer gaf ze uiteindelijk opdracht tot een inventariserend onderzoek naar de lichamelijke klachten door het AMC. Ook gaf Borst het RIVM opdracht mogelijke gezondheidsschade van blootstelling aan verarmd uranium te onderzoeken.
De medische wetenschappelijke wereld raadde deze onderzoeken af, met als reden dat dergelijke diffuse klachten overeenkwamen met gezondheidsklachten na andere rampen en onderzoek geen zin had zolang een deel van de lading onbekend bleef. In 1999 werd er een Parlementaire enquête over gehouden, waaruit naar voren kwam dat mensen inderdaad serieuze klachten hadden maar dat er geen enkel verband kon worden gelegd met het Bijlmerongeluk.
Nog meer rampen
Borst omschrijft de vraagstellingen in de enquêtecommissie als “nogal inquisitie-achtige verhoren. Het eindrapport van de enquêtecommissie was zeer kritisch en stelde dat de kamer vaak onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist was geïnformeerd. Borst verdedigde haar beslissingen en optreden met wetenschappelijke argumenten. Helaas werkte dat tegen haar, maar een motie van afkeuring van SP, GL, CDA, RPF, GVP en SGP overleefde ze wel. Later vertelde ze hoe moeilijk ze het had gevonden onterecht beschuldigd te worden. Hierbij hintte ze met name op opmerkingen van Agnes Kant en Rob Oudkerk. Kant was epidemioloog en Oudkerk huisarts. Van hen had ze verwacht dat ze de deugdelijkheid van haar wetenschappelijk gefundeerde argumenten beter hadden gerespecteerd. Vooral van Oudkerk vond ze het moeilijk te accepteren toen hij later tegen haar zei: “Je begrijpt het toch wel, Els? Natuurlijk heb je gelijk, wij zijn collega’s. Maar je begrijpt toch dat ik in het kader van de partijpolitiek die aanval op jou moest plegen?” Juist dergelijk gedrag van nota bene een coalitiegenoot stond voor Borst als politiek op zijn zwartst.
Ook in Paars II kreeg Borst met rampen te maken. Op 13 mei 2000 ontplofte een vuurwerkopslagplaats in een woonwijk in Enschede met 23 doden en een kleine duizend gewonden als gevolg. En half jaar later vatte tijdens de oudejaarsnacht in Volendam een volgepakt café vlam. Daarbij kwamen veertien mensen om het leven en waren er ruim driehonderd gewonden. Door haar ervaringen met der Bijlmerramp wijs geworden, hield ze de nazorg van beide rampen nauwgezet in de gaten.
PvdA-er Margo Vliegenthart was staatssecretaris van VWS in Paars II. De samenwerking tussen Borst en Vliegenthart was goed, ofschoon ze geen vriendinnen werden. Bovendien was ze toen ook vicepremier en had in die positie een meer centrale rol. Borst heeft door omstandigheden en de keuzes die ze daarbij maakte nooit als praktiserend arts gewerkt, maar ze bleef tot ver na haar ministerschap haar kennis als arts wel gebruiken als mensen haar dat vroegen. Een sprekend voorbeeld is wellicht het verhaal over een politieke reunie van de paarse kabinetten, vlak voor het overlijden van Borst in 2014. De oud-staatssecretaris Margo Vliegenthart had kort daarvoor te horen gekregen dat ze leed aan multiple sclerose, een chronische ziekte van het centrale zenuwstelsel, en deelde dat met de aanwezigen. Ook met Els Borst sprak zij erover. Toen ze ’s avonds thuis kwam vond ze een mail van Borst met allerhande informatie over deze ziekte en links naar patiëntenverenigingen en potentiële hulporganisaties.
Medisch-ethische kwesties en patiëntenbelangen, door haar zelf samengevat als “immateriële aspecten van de zorg”, lagen haar na aan het hart. Het idee dat patiënten, anders dan ze tijdens haar studie had geleerd, zoveel mogelijk inspraak moesten krijgen in het zorgproces, lijkt voor Borst van principiële waarde. Over de wijze waarop dacht ze op een pragmatische manier. Ze zag de “emancipatie van het individu” als een speerpunt van D66-beleid. Woorden als autonomie, ontplooiing en zelfbeschikking kwamen in het partijprogramma naast vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing te staan.
Margreet Elings