Aflevering drie: Hoofdpijnpunten en de maaltijdbezorger die er geen last van heeft

De tijd heeft geleerd dat migranten nauwelijks terugkeren
Dit is het derde en laatste deel van de bespreking van het boek “Adventures in Democracy” van Erica Benner. In dit deel wordt ingegaan op de rol van de individuele burger en de reactie door de eeuwen heen op immigranten Al in het oude Griekenland was daarover discussie, waarna werd besloten dat nakomelingen van immigranten zich alleen Grieks mochten noemen als beide ouders van Griekse afkomst waren. Dat is iets anders dan meningen op basis van verzonnen feiten zoals tegenwoordig vaak het geval is.

Een functionerende democratie draait ook om burgerschap

Moet een deskundige het dan maar doen?

Voor het bedrijven van politiek in een democratische rechtsstaat is deskundigheid van beslissers nodig. Zonder geaccepteerde normen op vooral juridisch en financieel gebied, staat de deur open voor manipulatie en bedrog.

Deskundigen, bijvoorbeeld juristen die recht spreken, maken leiders enigszins voorspelbaar en betrouwbaar in hun beslissingen.

Deskundigheid lost het probleem van democratische deelname van gelijkberechtigde maar ignorante burgers aan een regering niet op.
Pas in de 18e en 19e eeuw ontstond census kiesrecht. Wie voldoende deskundigheid geacht werd te hebben, mocht mee gaan doen aan het kiezen van vertegenwoordigers of als overheidspersoneel gaan werken (zie de Ecole National Administratif in Frankrijk).

De leider/koning is met behulp van al zijn deskundigen nog steeds niet de ideale Filosoof Koning. In het overheidsapparaat is een “stad van woorden” ontstaan die nog steeds ver van het dagelijkse leven staat. De koning lijkt met al zijn deskundigheid de wijsheid en macht in pacht te hebben. Daardoor liggen overmoed, onbescheidenheid en onbetamelijkheid op de loer.
Benner waarschuwt dat het klimaat probleem van nu niet valt op te lossen door enkel deskundigen die achter gesloten deuren beslissen. Het democratisch tekort van een “stad van woorden’ is daar te groot voor.

Burgers moeten het doen

Een functionerende democratie draait niet alleen om deskundigheid maar ook om burgerschap. Burgerschap betekent dat burgers weten welke rol zij het beste kunnenspelen, zoals spreken, kennis van de grote vraagstukken, staatsinrichting en uiteindelijk ook de onderlinge omgang. Daar is onderwijs voor nodig.

Elite – onderwijsinstellingen voeden de ongelijkheid en houden deze in stand. De alumni zijn nog beter in staat om de baas over anderen kunnen spelen.
In de democratie gaat het bij Benner juist om het tegenovergestelde.
Een in een democratie goed functionerende burger kan een gesprek voeren. Dit vereist om te beginnen respectvolle bescheidenheid, plus het vermogen om in een gezamenlijk dispuut te onderzoeken en vast te stellen wat er aan de hand is (het socratisch gesprek). Dat is heel wat anders dan – gesterkt door een academische graad – uitleggen en voorschrijven wat goed is voor een onwetende burger.
Onderwijs zou naast het vergroten van kennis de vaardigheid om in gelijkwaardigheid te beslissen door te leren hoe je gelijkwaardigheid doet.

Woorden doen er toe

Gelijkwaardigheid doe je dus in respectvolle bescheidenheid, maar in een democratie moet je overal en altijd alles kunnen zeggen.
Omdat woorden er altijd toe doen, kunnen uitspraken beledigend of in context extra denigrerend uitpakken. Bedoeld of onbedoeld.
In den beginnen waren er de soepele praatjes om anderen politieke steun afhandig te maken en om uiteindelijk een monopolie te kunnen scheppen. Het gaat Benner bij de vrijheid van meningsuiting om de kracht van het woord en wat het woord teweeg brengt. Naast de vrijheid om iets te zeggen, bestaat dus ook de vrijheid om iets niet te zeggen. Het is een keus om het effect op anderen te bepalen, bijvoorbeeld vanwege de bittere nasmaak die een uitspraak achter laat.
Benner gaat verder. Uitspraken kunnen ongelijkheid weerspiegelen en alleen daardoor weerstand oproepen. Ogenschijnlijk simpele en zelfs onnozele uitspraken kunnen onevenredig groot effect hebben. Toegenomen deelname van vrouwen aan wat voorheen mannenclubs waren, kan tegenwoordig een onschuldige opmerking opeens seksistisch maken.
Maar de oproep om dan maar anders – met respect en dus met zelfdiscipline – te spreken kan daarentegen worden opgevat als een inperking van vrijheid van meningsuiting, die ontoelaatbaar is.
Benner bepleit openheid en transparantie in het gesprek. Zij spreekt van “passieve onbeleefdheid” wanneer men niet ingaat op opvattingen waar je het niet mee eens bent, deze te negeren of zelfs met een snier af te doen. Uiteindelijk leidt passieve onbeleefdheid tot ontkenning van een andere opvatting dan de jouwe, de bevestiging van minachting en het stellen van eigen superioriteit. Benner’s boodschap is dat in een democratie waarin men elkaar op basis van gelijkwaardigheid tegemoet treedt, een burger altijd in gesprek moet blijven, ook als dat met een dogmaticus of dwaallicht is.

Buitenstaanders worden burgers

Controle op de kwaliteit van een democratie is op de houding van de burgers ten opzichte van elkaar. Is het voor iedereen mogelijk om harde noten te kraken over immigratie politiek? En kunnen afwijkende meningen worden gegeven zonder dat deze tot uitsluiting leiden ?
Immigratieproblematiek is van alle tijden. Atheners worstelden al met de vraag of het burgerschap toekwam aan kinderen die slechts een enkele Atheense ouder hadden. Na lange strijd werd het vereiste voor het burgerschap gesteld op twee Atheense ouders, Autochtonen vs. allochtonen. Burgers die handwerk verrichtten waren al langer bezorgd over het inpikken van hun werk door vreemdelingen en werden met deze verminderde toegankelijkheid van het Atheense burgerschap tevreden gesteld.
Er was ook een tussengroep, die werkte, belasting betaalde maar niet over alle burgerrechten beschikten. Zij konden weer wel in slavernij vervallen als straf bij wetsovertreding. Het ging bij de Atheners om concrete situaties.
Dat is iets anders dan discussies over immigratie waarin feiten verzonnen blijken, waarbij de vraag opkomt wie het ware volk is etc. Grote moreel geïnspireerde visies op de wereld blijken bij immigratie kwesties geen oplossingen te bieden wanneer zij de werkelijkheid ontkennen. Bij immigratie gaat het om meer dan de tegenstelling tussen morele opvattingen over humanitaire zorg en compassie tegenover economisch egoïsme.
Benner ziet dat buitenstaanders veelal worden gezien als brengers van problemen. Een algemene instinctieve reactie op nieuwkomers is dan om terughoudend te zijn. Niet zo vreemd in een wereld die eeuwenlang geteisterd is door invallen door vreemdelingen, zoals bijvoorbeeld Japan, Polen, Hongarije. Ook niet vreemd dat vervolgens ter verdediging een sterke nationale identiteit en defensiemacht werd opgebouwd. Dit alles gedreven door een nieuw gevoel van eigen superioriteit ten opzichte van de vreemdelingen, dat uit kan monden in structureel racisme. Dit is geen goede voedingsbodem voor een democratie.

Voor de arbeidsmarkt heeft immigratie voordelen. Vooral lager geschoolde immigranten doen werk goedkoper dan autochtonen zodat de productiviteit van de economie stijgt. Zo ontstaat een verhouding van autochtonen als baas en allochtonen als ondergeschikte en ontstaat tussen beide groepen ongelijkheid.
Een voorbeeld is de huisvesting van immigranten in (slechte) buitenwijken.
Al in de Romeinse republiek werd gettovorming tegen gegaan door geaccepteerde immigranten te mengen met de Romeinse burgerij zodat in stedelijke districten gezamenlijke kwesties werden besproken. Machiavelli beschrijft deze historie instemmend. Hij voegt daar zelfs aan toe dat (in zijn renaissancistische visie) met een goede aanpak immigranten geen zware bedreiging vormen voor plaatselijke tradities en cultuur.
Benner constateert dat men zich niet lijkt te realiseren dat door de eeuwen heen is gebleken dat immigranten nauwelijks terug keren naar hun oorsprong. Zij blijven.
Het is wijsheid om beleid te maken dat reageert op de zich wijzigende verhoudingen in de maatschappij en vooruitgang te boeken door vooral ongelijkheden weg te nemen.

Vooruitgangsgeloof en democratie

Bij de vestiging en constructie van de Amerikaanse staat, eind achttiende eeuw was het al een uitdaging om aan verlichtingsidealen vorm te geven en aan de “tienduizenden” praktische moeilijkheden het hoofd te bieden. Een opbouw periode die je als een levendige democratie kunt zien. Aan een democratie liggen goede bedoelingen ten grondslag.

Wanneer democratie als een instrument wordt gezien om eigen belangen of eigen projecten naar voren te schuiven, komt dat neer op beledigen en anderen verketteren, en wordt de medeburger als minderwaardig gezien en ook als zodanig behandeld. Denk aan de kruistochten die bedoeld waren om anderen aan de orde van de eigen God te onderwerpen. Vooruitgangsgeloof (progressiviteit) bleek een goed argument om even niet aan de democratische rechten van anderen te denken.

Altijd weer die ongelijkheid

Zijn vrijheid en democratie verbonden met een invulling van progressiviteit ? Of staan zelfstandige maar ondergeschikte oude waarden op zichzelf ?

Concreet praten over democratie begon met het klassieke Athene. De ongelijkheid in de Atheense maatschappij was zo groot dat het onderdrukking van de ene groep door de andere betekende.
De almaar stijgende huur van het te bewerken land was hoger dan de opbrengst. Opgelopen schuld werd omgezet in slavernij van de schuldenaar.

Daar moest wat tegen gedaan. Het waren dus geen hoog verheven theorieën die aan de klassieke democratie ten grondslag lag, maar simpele voorwaarden om voor iedereen in de stad het leven eerlijker, veiliger en vrijer te maken. Dus werd slavernij om schuldproblematiek op te lossen afgeschaft. En zo voorts, want er was veel te doen en er was geen vast oplossingsmodel. Goed bij de les blijven en hard aan oplossingen werken was het devies.

Vrijheid en bullshitting

Daarbij moeten wij wel bedenken dat vrijheid en gelijkwaardigheid niet tegenover elkaar staan. Een vrije maatschappij is geen optelsom van maximale zelfrealisatie zoals de Amerikaanse schrijfster Ayn Rand veronderstelt. Terugkijkend naar de Romeinse republiek was het voor achttiende-eeuwse historici al duidelijk dat uitwassen als corruptie en rijkdom bij slechts enkel families, het Romeinse keizerrijk uiteen lieten vallen. De geest van de Romeinse republiek werd geprezen. De republiek belichaamde een gezonde beschaving waarin bescheiden eenvoud en gelijkwaardigheid en zelfs gelijkheid deugden waren.
Gelijkwaardigheid en vrijheid zijn met elkaar verbonden en niet twee verschillende paradepaardjes van liberalen en socialisten. Zonder vrijheid van handelen kan de republiek niet voort bestaan. Met een te grote ongelijkwaardigheid pleegt een republiek trage maar zekere zelfmoord.
Dus gaat het erom vrijheid niet te verabsoluteren op het individu en het samen met de publieke zaak als een geheel te zien. En afscheid te nemen van de droom van de grenzeloze individuele vrijheid om te pakken wat je pakken kan.

De omarming van grenzeloze individuele vrijheid staat het zelfs toe om alles te zeggen wat mensen overtuigt om te doen wat de spreker wil dat je doet. Bullshitting is liegen zonder acht te slaan op de waarheid, het gaat slechts om de misleiding. Bij de oude Grieken werd deze vorm van misleiding al als een bijverschijnsel van de democratie herkend: het was een uiting van de competitie van ideeën die bij een democratie hoort. Maar bij de oude Griek maakte het doorzien van bullshit al deel uit van de opvoeding en onderwijs.
Wij komen vandaag de dag niet verder dan kijken naar Game of Thrones.

De monoloog van een leider en de opstand van maaltijdbezorgers

Misleiding is inmiddels uitgegroeid tot een marketing instrument (zie de kwestie rond Cambridge Analytica).
Met bullshit is een democratie onmogelijk want de gemeenschappelijke grond in een gesprek ontbreekt. Bovendien haakt de bevolking af wanneer politiek slechts gaat om het verwerven van monopolies door wie de waarheid niet meer als relevant ervaart. Iedereen haakt af wanneer winnen om alles te krijgen voor hooguit je eigen groep boven de gezamenlijkheid van het democratisch proces gaat. Democratie is nu eenmaal voor iedereen.
Wanneer het dagelijks leven van de burger wordt bepaald door competitie en voor jezelf zoveel mogelijk winnen, kan nauwelijks meer worden verwacht dat men zich nog als burger gedraagt. Dat is oog en respect hebben voor anderen, algemeen geldende gewoonten, gedrag en eigen grenzen.

De andere kant is dat er tirannen en demagogen als leiders ontstaan. Zij verwerven uitsluitend monopolies van macht, geld en vriendjes en kennen het democratisch beginsel van respect vol met elkaar om gaan niet. Door gebrek aan respect door eigen groepen als Het Ware Volk te afficheren, superioriteit toe te dichten en het vanzelfsprekende recht te geven om met de democratische spelregels een loopje te nemen bewijzen zij get tegendeel.
En dan gaat het los. Democratie wordt een monoloog van de leider.
Algemeen belang wordt in de monoloog bepaald. Rechtspraak verdedigt niet de burger maar het regime. Begrippen krijgen een andere betekenis waardoor een morele oriëntatie ontstaat.
Benner ziet het gebeuren, in Hongarije nog het meest. Verbazingwekkend is dat zij de huidige ontwikkelingen weet te verklaren aan de hand van oude Grieken als Plato, Thycydides en Aristophanes.
Benner ziet de toekomst somber in. Toch wijst zij op een hoopvol punt.
Naast geïdealiseerde maar ook starre westerse opvattingen van democratie is er ruimte voor nieuwe creatieve oplossingen en mogelijkheden. Behoefte aan verandering zal er altijd zijn, De ruimte daarvoor ontstaat vooral waar de behoefte aan verandering voort komt uit realisme, zodat de burger weet waar hij voor staat. Ook al is de burger een maaltijd bezorger in Georgie die haar kracht ontdekte door zich te verzetten tegen de halvering van haar tarief en aan de wieg staat van een politieke beweging die zich overal mee bemoeit.

Geert Eggink

 

Laat een antwoord achter