Gluren bij de buren: Menno ter Braak

Het nationaalsocialisme als rancuneleer is anno 2019 zeer actueel
Rancune is grotere drijfveer in de politiek dan rationaliteit 

In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was Menno ter Braak een bekend Nederlands literator die als essayist de politieke werkelijkheid op de huid zat. De opkomst van het nationaalsocialisme van Hitler in Duitsland en Mussert in Nederland verontrustte hem zozeer dat hij er in 1937 een vlammend pamflet over schreef.

Onlangs publiceerde uitgeverij Van Oorschot dit – vooral voor een  sociaaldemocratische lezer –  opmerkelijke essay opnieuw. Het gaat over nationaalsocialisme en democratie, omvat 30 pagina’s en wordt met 15 pagina’s ingeleid door Bas Heijne. Heijne’s soepele en heldere schrijfstijl wapent de lezer voor de confrontatie met Ter Braak.

Waarom politieke partijen rancuneuze politiek bedrijven wordt in deze publicatie begrijpelijker

Ter Braak: ressentiment is een weeffout in de democratie waarop nog geen antwoord is gevonden

Met deze publicatie plaatst Van Oorschot Ter Braak midden in de Nederlandse actualiteit.
Alleen al Ter Braak’s rauwe schrijfstijl maakt het lezen van dit essay de moeite waard. Toch is het de schok van de confrontatie met wat hij poneert waar het hier om gaat. Hij ontkent dat deelnemers aan de democratie zich altijd maar laten leiden door het zoeken naar rationele oplossingen. Hij stelt dat rancune zelfs een grotere drijfveer is dan de ratio.
Deze constatering is actueel in een tijd waarin politieke tegenstanders en hun aanhangers, van buiten de klassieke democratische partijen, maar al te gemakkelijk met dédain worden weggezet als ‘deplorables’, domoren of fascisten, etc.
In de reclamepsychologie is het gebruikelijk om de consument met respect voor zijn geestesgesteldheid tegemoet te treden. In de democratie zijn nu de politici, en iedereen die aan de democratie deelneemt, aan de beurt om de drijfveren van anderen reëel onder ogen te zien en tegemoet te treden.
Ter Braak’s behandeling van rancune en ressentiment als een bepalende drijfveer in de democratie plaatst het essay in het hier en nu.

Ter Braak confronteert:
– De psychologie van de ‘wrok’ – het ressentiment – is een zware, maar onderschatte factor in de ontwikkeling van de democratie;
– Ressentiment past in een zichzelf bestendigende gemoedstoestand die een ‘onbegrensde oorlog van allen tegen allen’ betekent. De gemoedstoestand van het ressentiment valt niet zomaar met enkele rationele overheidsmaatregelen weg te nemen maar vergt een aanpak van lange adem;
– Het nationaalsocialisme is niet – zoals in het algemeen wordt aangenomen – het tegendeel van democratie, maar het nationaalsocialisme en de democratie zijn nauw met elkaar vervlochten en is (in de democratie) daar zelfs de uiterste consequentie van.
– Wanneer het nationaalsocialisme zich vol in het politieke leven manifesteert dient de democratie te bewijzen wat zij waard is, anders gaat zij ten onder.

Nationaalsocialisme werkt aanhoudend destructief

Samengevat is het verloop van Ter Braak’s verhaal als volgt:
De drie klassieke politieke hoofdstromen in de westerse democratische politiek hebben hun eigen beelden van hoe de wereld eruit moet zien. Zij werken daar op een constructieve (probleemoplossende) wijze binnen het kader van democratie en rechtsstaat naar toe.
Het nationaalsocialisme werkt eerder destructief. Het werkt niet constructief naar een eindbeeld toe dat in de rechtsstaat past. Het werkt vanuit de emotie en onvrede die de voortdurende mislukkingen van de democratische partijen en hun regeringen met hun compromissen en omzichtigheid teweeg brengen.
De onvrede uit zich op telkens wisselende punten. Het gaat dan weer hier en dan weer daar over, valt daardoor moeilijk te plaatsen en oogt chaotisch.
Klassieke democratische partijen vatten de chaotische onvrede over al die punten meestal op als even zovele uitzonderingstoestanden. Na wat maatregelen zullen deze zich uiteindelijk weer voegen in het geheel van het maatschappelijk evenwicht, zo is de gedachte.

Ter Braak ontkent dat het om uitzonderingen gaat. Hij stelt dat het ressentiment permanent is en zich bestendigd heeft in een aanhoudende gemoedstoestand. Het gaat volgens Ter Braak dus niet om de woede over een incident rond een concrete misstand of reeksen van incidenten. Het gaat om de gemoedstoestand van de vreugde van het beleven van afschuw. De beleving van deze afschuw wordt dan een bijna “narcotische vreugde” die voortdurend om nieuwe incidenten vraagt om opnieuw de vreugde van de afschuw te kunnen beleven. Het beleven van rancune wordt een ‘l’Art pour l’Art’, een vorm zonder inhoud.
In de dertiger jaren van de twintigste eeuw ontstond rondom het beleven van het ressentiment een cultus die haat tegen de gevestigde orde als de enige drijfveer bij het bedrijven van politiek zag. Het Duitse nazisme propageerde zelfs openlijk ‘haat om de haat’. Immers: het aanhouden van de misstanden schept het recht om te haten, vooral gericht op democratische instituties.

Ter Braak legt de oorzaak van het ressentiment in de democratie zelf: Als ontstaansgrond van het ressentiment wijst hij op de negentiende-eeuwse politieke idealen die een toen nieuw begrip als gelijkheid pretendeerden te bieden. Rechten voor allen heeft zich niet concreet vertaald in een individueel recht op alles en schept daarmee geen werkelijkheid maar een illusie. En omdat de democratie deze illusie nu eenmaal niet waar kon en kan maken, groeit bij de ‘minder fortuinlijken’ het ressentiment tegen de gevestigde orde van de democratisch partijen met hun pratend parlement, falende rechtsstaat, falend bestuur, etc.
Ter Braak stelt dat deze constatering alle democratische partijen betreft, dus ook de sociaaldemocratische partijen.
En dat ressentiment verdwijnt niet zomaar. Het is aanhoudend aanwezig. Een weeffout in de democratie waar een antwoord op moet zijn.

Ressentiment zonder ethiek of diepgang

Het is duidelijk: De wrok of het ressentiment komt volgens Ter Braak dan ook niet voort uit een ethisch beginsel, zoals bij democratische partijen die daar over kunnen debatteren en fijnslijpen. Maar dat laatste blijkt bij het nationaalsocialisme zinloos te zijn. Intellectuelen vangen bot wanneer zij bij nationaalsocialisten op zoek gaan naar de ethiek of diepere gronden, die hen bewegen en over hun bevindingen gaan debatteren. Volgens Ter Braak gaat het uitsluitend om het ressentiment dat resteert nadat het is ontdaan van ‘quasi diepzinnige’ retoriek (in dertiger jaren over onder meer de volksgemeenschap, het volk, raszuiverheid).
Voor democratische partijen is het bijna onmogelijk om deze gemoedstoestand en de daardoor gevormde beelden, die meestal nauwelijks met realiteitszin zijn onderbouwd, in de publieke opinie te demonteren. Bestendig wegnemen van de wrok en de haat blijkt een extreem moeilijke opgave te zijn.
Toch stelt Ter Braak dat de strijd om de democratie begint zodra het ressentiment zich met nationaalsocialistische ideeën verbindt en daardoor ideologisch nog heel wat lijkt te zijn. Het verwerft met zijn ideeën dan een plaats in het politieke debat om zich vervolgens binnen de democratische rechtsorde volledig te emanciperen en daarmee maximaal te manifesteren.

Naar zijn aard verdwijnt rancune niet, maar is het een blijvertje, zoals werkloosheid en woningnood ook blijvertjes zijn. Blijvertjes poets je niet even weg met een superieur lachje. Bij blijvertjes past de vraag: Hoe gaan democraten en sociaaldemocraten in het bijzonder, voortaan met aanhoudende rancune/ressentiment om?

Destijds werd Ter Braak fatalisme verweten. Hij signaleerde, maar beperkte zijn intellectuele antwoord op het nationaalsocialisme tot de oprichting van een comité van waakzaamheid. Vooral communisten verweten hem een intellectuele benadering van dit nieuwe verschijnsel. Een benadering die voor menig criticaster overigens teveel was om te verwerken en dat lijkt nog steeds zo te zijn. Ook zijn constatering dat zij, de communisten, eveneens werden voortgedreven door ressentiment – in de dertiger jaren was er reeds sprake van een bloeiend Stalinisme – hielp niet.
Zijn zelfmoord op 14 mei 1940, drie dagen nadat de Nazi’s in Nederland de macht hadden overgenomen, is voor sommigen het bewijs van zijn fatalisme. Uit zijn geschriften spreekt eerder de moed der wanhoop.

Ter Braak koos bij leven voor de democratie, die voor hem het hoogste en beste is dat kan worden bereikt; beter is er niet. Daarom schreef hij in 1937 zijn vlammend pamflet. Voor allen die leefden in de dertiger jaren en nu ook voor ons, in het hier en nu.

Geert Eggink
###
Menno ter Braak
Het nationaalsocialisme als rancuneleer
Voorwoord van Bas Heijne
Heruitgave Van Oorschot, 2019

Laat een antwoord achter